Hoe betaalbaar is comfort in schoolgebouwen?

auteur-roland Roland Halle 1 maart 2014 NVBK Delen

Een belangrijke misvatting is dat duurzaamheid per definitie duur is. Een goed binnenklimaat en duurzaamheid zijn echter niet te vertalen aan de hand van een lange lijst van duurzaamheidsmaatregelen. Gebouw en techniek zijn volgens Roland Halle beter integraal te bezien.

LCV-vorm-euro

Het ontwerpproces van schoolgebouwen kent een gescheiden focus op investeringskosten, comfort en duurzaamheid. Omdat de investering voor rekening is van de gemeente (opdrachtgever) is de focus van het ontwerp veelal niet op de exploitatiefase. Dit kan in onverwacht hoge energie- en onderhoudskosten resulteren die voor rekening van de schoolbesturen zullen zijn. Dit resulteert vaak niet in het gewenste resultaat, te weten een duurzaam en comfortabel binnenklimaat. Integraal ontwerpen op basis van levensduurkosten brengt al deze ambities samen en leidt tot nieuwe inzichten en een nieuw installatieconcept: ’gangwandverdringing’. Door een aantal gangbare klimaatconcepten op de drie bovenstaande aspecten naast elkaar te zetten ontstaat een compleet beeld van hun prestaties. Hiermee kan een betere maar ook onderbouwde installatiekeuze tot stand komen. In het onderstaande artikel zullen we de noodzaak hiervan behandelen. Daarnaast zal de afweging van verschillende klimaatconcepten worden beschreven.

Binnenklimaat scholen onder de maat

Uit onderzoek van het Centrum voor Gezonde Scholen komt naar voren dat schoolgebouwen in België, Nederland en Luxemburg een ruime onvoldoende scoren op het binnenklimaat. In 70% van de scholen is het ‘s zomers te warm en in 40% is het ’s winters te koud. Ook over ventilatie worden veel klachten gemeld: een muffe en onaangename geur in de lokalen en een op de drie scholen klaagt over tocht en vochtplekken. Een scala aan gezondheidsklachten zoals hoofdpijn, vermoeidheid en astma-aanvallen kunnen in verband worden gebracht met een slecht presterende klimaatinstallatie. Een goed installatieconcept kan het ziekteverzuim reduceren en zelfs de leerprestaties verhogen.(1) Hiervan zijn we ons steeds meer bewust. Dit is te zien aan de aangescherpte comforteisen voor schoolgebouwen in het Bouwbesluit en het standaardprogramma van eisen frisse scholen van agentschap NL dat steeds vaker als leidraad wordt gehanteerd door opdrachtgevers van nieuwbouw en verbouw van scholen. 

Klimaatconcepten moeilijk te vergelijken

Ondanks het goede initiatief van het Programma van Eisen Frisse Scholen van het ministerie van BZK blijkt het in de praktijk lastig is voor opdrachtgevers om verschillende klimaatconcepten te vergelijken op het gebied van binnenmilieu en energiezuinigheid. Een belangrijk ander aspect, onderhoudsvriendelijkheid, blijft vaak onderbelicht. Wanneer de onderhoudskosten daarvan over de gehele levensduur van het gebouw worden beschouwd, blijken deze financieel even zwaar mee te wegen als de investeringskosten. De energiekosten wegen nog zwaarder mee dan de onderhoudskosten. Hoe is een afweging tussen concepten te maken waarbij zowel de investeringskosten als de exploitatiekosten gunstig uitpakken? Is het mogelijk een klimaatconcept te bedenken dat zeer goed presteert op levensduurkosten zonder concessies te doen op het binnenklimaat? Het is belangrijk te beseffen dat een goed binnenklimaat en duurzaamheid niet zijn te vertalen aan de hand van een lange lijst van duurzaamheidsmaatregelen. Op het eerste oog lijkt het voor opdrachtgevers gemakkelijk om door middel van een afvinklijst na te gaan welke partij de meeste maatregelen heeft toegepast en dus het beste plan heeft neergelegd, maar hoe zwaar weegt elke maatregel dan? Deze maatregelen leiden tot het inbrengen van extra techniek en daarmee tot extra investerings- en onderhoudskosten. 

Levensduurkosten minimaliseren

Een belangrijke misvatting is dat duurzaamheid per definitie duur is. Door techniek te minimaliseren en optimaal gebruik te maken van natuurlijke principes zoals lichtinval, vrije koeling en warmte-accumulatie is het ook mogelijk een duurzaam gebouwontwerp neer te leggen zonder meerkosten. Is het daarom niet veel beter om gebouw en techniek eens echt integraal te bezien (LCC-benadering), in plaats van als losse maatregelen in de vorm van een programma van eisen? Techniek kan helpen om bijvoorbeeld maximaal in te spelen op de variërende vraag van lucht, licht, koeling en verwarming met bijvoorbeeld vraaggestuurde ventilatie, aanwezigheidsschakeling en daglichtafhankelijke regeling waarmee zeer efficiënt de energiebehoefte van het gebouw kan worden teruggebracht zonder dat energiebesparing het comfort nadelig beïnvloedt. Door aanvullend de rendementen van alle toegepaste componenten van grof naar fijn te maximaliseren wordt zeer kostenefficiënt geoptimaliseerd. Ook door het centraliseren van techniek is het op het gebied van levensduurkosten een aanzienlijke besparing te behalen. Dit komt doordat er in dit geval minder componenten nodig zijn die bovendien doorgaans over een hoger rendement beschikken. De componenten zijn bovendien groter, waardoor optimaal wordt geprofiteerd van gelijktijdigheden in combinatie met de hiervoor genoemde vraaggestuurde regelingen. Er zijn minder componenten te onderhouden, wat de onderhoudskosten aanzienlijk drukt. Door bij de ontwerpkeuzes verder te kijken dan alleen naar de eisen en wensen van de huidige gebruiker en op voorhand rekening te houden met (nieuwe) duurzame energiebronnen. En door bijvoorbeeld flexibiliteit te vergroten, kan de ontwerpkeuze de toekomstbestendigheid van het gebouw vergroten waardoor in de toekomst veel geld bespaard kan worden bij functie- en installatiewijzigingen.

Technische vergelijking

Er zijn veel klimaatconcepten voor schoolgebouwen denkbaar. We vergelijken drie veel voorkomende concepten, met als aanvulling de innovatieve variant ‘gangwandverdringing’ (zie Fig. 1-4). In essentie is variant 4 in zijn deeloplossingen niet nieuw, maar de gehele combinatie is nog niet eerder op deze wijze toegepast. De innovatie is vooral te vinden in de integrale oplossing van toevoer van verse lucht via de bouwkundige schacht en de gang en via de speciale tussenwand naar het lokaal. Het is een integratie die voor een aanzienlijke kostenreductie zorgt aan zowel de investeringskant als de exploitatiekant. Veel installatiedelen komen hiermee te vervallen (kleppen, geïsoleerde toevoerkanalen, toevoerroosters, etc.). Drukverliezen worden in het toevoersysteem daadwerkelijk verminderd, wat een aanzienlijke reductie op de ventilatorenergie oplevert. Ook op het gebied van comfort heeft de innovatieve variant voordelen. Een belangrijk pluspunt is dat aanvullende maatregelen, zoals het openen van ramen en deuren, in dit concept worden ondersteund (onderdruk). Denk ook aan betere luchtkwaliteit van de gangzones, die steeds vaker worden ingezet voor leerpleinen en bijeenkomsten. Variant 4 heeft ook aanzienlijke voordelen op het gebied van flexibiliteit: gangwanden kunnen zonder installatietechnische maatregelen worden weggehaald aangezien verse lucht zich vanuit de gang naar de lokalen begeeft. Het gehele gebouw kan in de accumulatie van warme en koude worden betrokken, wat de passieve thermische werking versterkt en actieve koeling overbodig maakt. Deze ‘verdringingsventilatie’ kenmerkt zich door een hoge ventilatie-effectiviteit. Dit betekent dat de gewenste luchtkwaliteit bij lagere luchthoeveelheden kan worden gerealiseerd. Om dit te bereiken is het echter wel van belang dat er lucht met een lichte ondertemperatuur wordt toegevoerd, zodat de verse lucht de ruimte van de vloer af opvult. Luchttoevoer via een plintspleet in combinatie met de passieve koeling via de koelere gebouwkern zorgt hiervoor, zonder dat actieve koeling van de ventilatielucht benodigd zal zijn. De vraaggestuurde regeling heeft een grote bandbreedte in regelbaarheid zonder de bijkomstigheid van tocht. Hierdoor kan de variërende bezetting optimaal worden gevolgd. Variant 3 werkt uit oogpunt van comfort en luchtkwaliteit ook volgens het principe van verdringingsventilatie (in dit geval met luchtverdeelzakken). Aangezien de luchtzakken zichtbaar strak dienen te hangen kan in de praktijk niet onder de 50% worden teruggeregeld, waardoor de energievoordelen worden beperkt. Luchtzakken worden vaak gecombineerd met lucht-naverwarmers zodat geen radiatoren nodig zijn. Hierdoor dient het systeem ook gedurende de nacht in bedrijf te blijven, aangezien dan vaak een grotere warmtevraag optreedt (‘s nachts geen bezetting/interne warmte-ontwikkeling en koudere buitentemperatuur), wat extra energiekosten met zich meebrengt. Daarbij zal het verwarmen van de toevoerlucht door middel van naverwarmers de ventilatieeffectiviteit nadelig beïnvloeden, aangezien warme lucht de neiging heeft op te stijgen, waardoor de verse en warme lucht onvoldoende de leefzone bereikt waar deze gewenst is. In de praktijk wordt dit bij gebruik van luchtverdeelslangen opgelost door ‘nozzles’ of grotere gaten in de luchtzakken op te nemen, waardoor een vorm van mengventilatie ontstaat. Dit betekent wel dat ook de geluidsproductie zal toenemen, wat een belangrijk ontwerpaandachtspunt zal worden.

Financiële vergelijking

Naast de ‘softe’ comfortaspecten, die vaak lastig zijn te onderbouwen, zijn met behulp van levensduurkostenberekeningen wel alle financiële aspecten op het gebied van investering, energie en onderhoud te beschouwen. Door bij dezelfde technische randvoorwaarden (bouwkundige eisen, installatietechnische eisen en gebruikseisen) een integrale LCC-berekening uit te voeren, zijn naast de investeringskosten ook de exploitatiekosten over de technische levensduur te beschouwen. In de berekeningen zijn de gerelateerde kosten voor ‘bouwkundig’ en ‘elektrotechnisch’ voor de beschouwde varianten verwerkt. In Fig. 5 is duidelijk te zien dat het relatief eenvoudige concept op basis van natuurlijke ventilatie via gevelroosters (variant 1) goed presteert op investering en onderhoud omdat dit relatief weinig onderhoudsbehoevende componenten bevat. Het grootste nadeel zijn de hoge energiekosten voor verwarming door het ontbreken van warmteterugwinning. Wel liggen de kosten voor luchttransport (ventilatorenergie) bij dit concept het laagst door het ontbreken van een luchttoevoersysteem. Op het gebied van comfort zijn er tochtklachten te verwachten doordat er grote hoeveelheden onverwarmde lucht het leefgebied worden ingeblazen. Bij variant 2 is duidelijk te zien dat de energieprestatie is verbeterd door het toepassen van een warmteterugwinsysteem. De kosten voor het transport van ventilatielucht zijn echter aanzienlijk hoger dan variant 1, door het aanvullende luchttoevoersysteem. Dit relatief zuinige standaardconcept resulteert echter in ca. 10% hogere investeringskosten en navenant hogere onderhoudskosten. Op het gebied van comfort vormt de keuze van luchttoevoerroosters een belangrijk aandachtspunt, aangezien er met de variërende luchthoeveelheden geen tochtverschijnselen mogen optreden. Bij variant 3 is te zien dat de kostenbesparing door het vervallen van de luchtafvoerkanalen naar de ruimtes niet opweegt tegen de hogere kosten van de luchtverdeelslangen. Ook liggen ten opzichte van variant 2 de onderhoudskosten aanzienlijk hoger door het toepassen van de luchtverdeelslangen die jaarlijks gewassen dienen te worden. Ook de kosten voor luchttransport liggen hier hoger doordat bij dit concept wordt verwarmd door middel van naverwarmers die in het luchttoevoersysteem zijn opgenomen. Hierdoor dient ook buiten bedrijfstijd (’s nachts) bij het aanspreken van de verwarming het ventilatiesysteem in bedrijf te komen, wat extra energiekosten met zich meebrengt. Bij het nieuwe klimaatconcept gangwandverdringing (variant 4) is het energieverbruik teruggedrongen door het verlagen van de drukverliezen (standaardtoevoerkanalen ontbreken). Met radiatoren kunnen de luchttransportkosten verder worden teruggedrongen doordat de luchtbehandeling buiten gebruikstijd kan worden uitgezet. Radiatoren zijn nagenoeg onderhoudsvrij en zeer robuust waardoor de onderhoudskosten zich grotendeels beperken tot de centraal opgesteld units (ketels en luchtbehandelingskasten). Het principe van verdringingsventilatie voorkomt dat verse lucht op hoog niveau ongebruikt wordt afgezogen. Deze hoge ventilatie-effectiviteit minimaliseert hierdoor de verse luchtbehoefte met behoud van de gewenste luchtkwaliteit. Door de relatief eenvoudige installatieopzet blijven de investeringskosten (en daarmee ook de onderhoudskosten) zeer laag. Fig. 6 laat goed zien hoe de netto contante waarde zich in de loop van de jaren opbouwt. Aangezien variant 4 de laagste investering heeft, begint deze in Fig. 6 al met de laagste kosten. Maar ook op het gebied van energiekosten pakt deze variant het gunstigst uit. Alleen op het gebied van onderhoudskosten wint variant 1 het. Dit komt met name door het ontbreken van een luchttoevoerkast. Op basis van levensduurkosten ligt de keuze voor de hand. Hiermee is duidelijk dat lage exploitatiekosten niet per definitie hogere investeringskosten met zich meebrengen en dat door het ontbreken van een meerinvestering het begrip terugverdientijd hier niet eens van toepassing is.

Toelichting variant 4: (Gangwandverdringing)

Ventilatie

Per installatiezone wordt op hoog niveau een zeer energiezuinige luchtbehandelingskast geplaatst. Tocht en geluidsproblemen die bij natuurlijke ventilatie via gevelroosters optreden worden hiermee voorkomen. De bouwkundige schacht zal stofvrij worden afgewerkt en op de luchtbehandelingskast worden aangesloten. Per zone zal door middel van deze schacht met brandwerend toevoerrooster de verse lucht op lage snelheid tochtvrij in de gangzone worden ingebracht (verdringingsventilatie via de schachtwand). De luchtkwaliteit zal ook in de gangzone centraal op basis van CO2 worden bewaakt, zodat op momenten dat mensen zich in de gangzone begeven maar nog niet in de verblijfsruimten zijn, de ventilatie al start. De gefilterde verse lucht zal vanuit de gangzone iets onder ruimtetemperatuur via de tussenwanden naar de vertrekken worden overgestort. Hiervoor zal over de complete lengte van de tussenwand een aanzuig- en toevoerspleet worden opgenomen en wordt de wand uitgevoerd als suskast (berekeningen hebben aangetoond dat aan de eisen van drukverlies, geluidsisolatie en luchtverdeling kan worden voldaan met een totale wanddikte van circa 150 mm). In de gangzone zal op ca. 1 m hoogte de verse lucht via een spleet over de gehele breedte worden aangezogen. De lucht zal op plintniveau met lage snelheid worden toegevoerd. Door de lichte ondertemperatuur zal de lucht zich over de gehele vloeroppervlakte verdelen en met name de leefzone, waar de verse lucht benodigd is, voorzien. Hierdoor ontstaat geforceerde verdringingsventilatie. Deze vorm van luchtverdeling geeft ten opzichte van conventionele mengventilatie een veel hogere ventilatieeffectiviteit. Hierdoor kan bij gelijkblijvende luchtkwaliteit (p.p.m. CO2 ) met lagere luchthoeveelheden worden geventileerd. Verontreinigingen en warmte zullen opstijgen en in de bovenste luchtlaag aan het plafond ophopen. Door middel van een wandrooster zal deze lucht op hoog niveau worden afgezogen. De luchthoeveelheid zal per vertrek vraaggestuurd worden geregeld op basis van CO2 . In de gangzone zal hiervoor een (ongeïsoleerd) retourkanaal met VAV-boxen worden opgenomen, dat op de luchtbehandelingskast zal worden aangesloten, zodat warmteterugwinning mogelijk is.

Verwarming

Het warmteafgiftesysteem bestaat uit radiatoren aan de gevel waarmee zeer adequaat koudeval onder de relatief hoge glasvlakken (in verband met de eis van daglichttoetreding) kan worden voorkomen. Door de radiatoren uit te rusten met thermostaatkranen kan de fluctuatie van de bezetting (interne warmtelast) snel worden opgevangen, waarmee een constante ruimtetemperatuur wordt bereikt. Tevens wordt hiermee de gebruiker de mogelijkheid geboden om de ruimtetemperatuur naar wens bij te stellen.

Koeling

Door het optimaal benutten van warmte/koudeaccumulerend vermogen van een gebouw in combinatie met nachtventilatie en het toepassen van buitenzonwering kan ruimschoots aan de gestelde thermisch eisen frisse scholen klasse B voor de zomersituatie worden voldaan zonder toepassing van actieve koeling. De installatie is op toekomstige koeling voorbereid, zodat het aanscherpen van de eisen beperkte kosten met zich meebrengt.

Comfort verder verhogen

Het is interessant te vermelden dat variant 4 tevens een verhoging van de comfortbeleving omvat: • koudeval aan de gevel wordt door toepassing van radiatoren voorkomen; • tochtvrije ventilatie over de gehele lengte van de plint met lage inblaassnelheid over het gehele regelbereik van de vraaggestuurde ventilatie; • optimale benutting van vrije koeling door middel van accumulatie van zoveel mogelijk gebouwmassa (nachtventilatie). Bij nieuwbouw is er op het gebied van comfort en energie nog een verdere optimalisatie denkbaar door aanvulling met betonkernactivering bij variant 4. Dit zal op het gebied van levensduurkosten, ondanks de extra investering, nog steeds aanzienlijk beter presteren dan de varianten 1 t/m 3. Het thermisch comfort zal optimaal zijn in combinatie met de radiatoren en slechts een geringe toename van de onderhoudskosten vergen. Het concept zal met deze aanvulling nog beter zijn voorbereid op de toekomstige ontwikkeling van duurzame energieopwekking. Ook voor andere gebouwfuncties en bij renovatie zijn er toepassingsmogelijkheden voor gangwandverdringing. Bij woningen kan door de lage luchtbehoefte worden volstaan met luchttoevoer via de deurspleten en kan ook hier de verse lucht in centrale gangzones worden ingeblazen. De positie van een centrale schacht maakt het hier mogelijk om eenvoudig en goedkoop schoon te maken.

Download PDF   

auteur-roland Roland Halle 1 maart 2014 NVBK Delen

Lees meer publicaties

Iedere maand het beste van Life Cycle Vision in je mailbox?

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte.